A cappella (jullie wellicht bekend): zonder instrumentale begeleiding
Accellerando: in tempo versnellen
Adagio: langzaam en rustig (met uitdrukking)
Agile: vlug, beweeglijk
Agitato: onrustig
Al fine: ga naar einde
Allegretto: enigszins vlug en levendig, lichter dan allegro
Allegro: snel en levendig
Allegro agitato: levendig, onrustig
Allegro moderato: matig snel
Andante: rustig
Animato: levendig
A tempo: het voorgaande (of oorspronkelijke tempo) hervatten
Coda: slotstuk, einde
Crescendo: geleidelijk sterker worden
Da Capo: vanaf het begin
Decrescendo/Diminuendo: geleidelijk zachter worden
Dolce: lieflijk, zacht
Fortissimo: zeer luid/sterk
Fine: einde
Grave: ernstig
Glissando: glijdend
Intermezzo: tussenstuk
Legato: gebonden
Lento: langzaam, slepend
Moderato: gematigd tempo
Molto: meer
Poco: een beetje, weinig
Pianissimo: heel zacht
Prelude: voorspel
Rapido: snel
Rubato: vrij in tempo
Staccato: korter dan genoteerd
Tutti: allen
Bron:
* http://ciaotutti.nl/italiaanse-taal/waarom-jij-meer-italiaans-spreekt-dan-je-denkt/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten